top of page

Monochromie
bij Stravinsky en in de beeldende kunst
13 mei 2021

Ballets_Russes_-_Apollo_musag%C3%A8te_ed

 Serge Lifar en Alexandrova Danilova in Apollon musagète (1928), 

Mondriaan Landschap met bomen.jpg

Detail uit Landschap met bomen, van Piet Mondriaan, 1912

Pas de Deux, uit Apollon Musagète

De eenvoud en

essentie van één kleur

Stravinsky stelde het zich in Apollon musagète  tot doel: de eenvoud en essentie van één kleur. Op zoek dus naar monochromie in de schilderkunst.

 

De definitie effent een pad (bron: Wikipedia):

In de kunst wordt een werk als monochroom beschouwd als de tinten voor het menselijk oog dicht genoeg bij elkaar liggen. Zo'n werk hoeft dus niet monochroom te zijn in de fysische zin.

 

De dansers uit het ballet van Stravinsky maken plaats voor schilders, elk op zoek naar de kracht van één kleurtint.

___

​

Claude Monet, Houses of Parliament

Tussen 1900 en 1905 verbleef Edouard Monet (1840-1926) enkele malen in Londen. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om schetsen en schilderijen te maken van iconische plaatsen in de stad: bruggen over de Thames, Charing Cross en The Houses of Parliament.

​

Het werd niet één schilderij van elk thema maar telkens een reeks zodat diverse lichtinvallen en gezichtspunten konden bestudeerd worden. Immers, als impressionist was voor Monet rondkijken en waarnemen van kapitaal belang: 

Tweemaal hetzelfde voorwerp zien is nooit tweemaal hetzelfde zien 

en

Schilderkunst is experimenteren met licht en kleur

Monet Houses of Parliament.jpg

In Londen ontdekte de schilder daarenboven het effect van “smog”. Details verdwenen in zijn werken en die ene overheersende kleur speelde een verbindende rol. De hier afgebeelde versie uit het Art Institute of Chicago verzamelt in één beeld de kracht van vereenvoudiging.

___

​
Picasso, Harlekijn, Céret 

Paul Cézanne zei het reeds in 1904:

Alles in de natuur is gemodelleerd naar een bol, kegel of cilinder, je moet leren te schilderen gebruikmakend van deze eenvoudige figuren, dan kun je doen wat je wilt.

​

We nemen een ander gezichtspunt. Een tweede schilder, Pablo Picasso, verschijnt ten tonele en brengt ons naar het kubisme.

​

De kubisten gingen nog een stap verder dan hun leermeester Cézanne en lieten de geometrische vormen primeren op een veelheid aan kleuren. Monochromie dus ten dienste van de geometrie. De voortrekkers van deze visie zijn alom bekend: Georges Braque (1882-1963) en Pablo Picasso (1881-1973).

Picasso Harlequin Céret_edited.png

Picasso’s Harlekijn, Céret'verbeeldt het vormonderzoek van de schilder binnen een strak aangehouden monochromie. Hij maakte het werk in het Zuid-Franse dorpje Céret. De harlekijn wordt geanalyseerd vanuit meerdere gezichtspunten. De schilder bundelde geometrische vormen tot een nieuwe orde waarin we de harlekijn opnieuw terugvinden. Het sober kleurgebruik laat alle ruimte vrij voor de vorm en van een kleurrijke harlekijn is hier geen sprake meer.

___

​

Juan Gris, Huizen in Parijs

In het kielzog van Braque en Picasso volgde ook een groep kunstenaars die in Parijs rond 1910 in diezelfde geest ging experimenteren. Onder hen de Spaanse schilder Juan Gris (1887-1927).

JUan%20Gris%20Huizen%20in%20Parijs_edite

In 1911 schilderde hij Huizen in Parijs. Hij kende de les van Cézanne en begreep de visie van Braque en Picasso. Hij “verknipte” de huizen in de straat tot geometrische vormen die hij opnieuw samenbracht op het doek. De nuances in de blauw-grijze tint zorgden voor een eenheid in de compositie. Het is een rationeel opgebouwd werk en misschien zien we hier wel een beeld van wat Stravinsky met zijn ballet beoogde: “een apollinische sereniteit”.

___

​

Piet Mondriaan, Landschap met Bomen

Eind 1911 vertrok ook Piet Mondriaan (1872-1944) vanuit Nederland naar Parijs, op zoek naar het kubisme. Zijn Landschap met bomen uit 1911-1912 sluit mooi aan bij onze zoektocht naar monochromie.

Mondriaan Landschap met bomen.jpg

Een raster van zwarte lijnen vormt de basis waarop Mondriaan in een variatie van bruine tinten bomen in een landschap situeerde. Onder impuls van Braque en Picasso beperkte Mondriaan in de eerste Parijse jaren zijn kleurenpalet.

___

​

Piet Mondriaan, Compositie Bomen II

Compositie Bomen II uit 1912 laat wellicht nog meer de figuratie achter de geometrie en de monochromie verdwijnen.

Mondriaan%20Compositie%20bomen%202_edite

Het lijkt wel een monochroom glasraam waar grijstonen gevat zitten in zwarte lijnen. Stravinsky’s betrachting om in Apollon musagète een “lineaire schoonheid” te brengen en een “monochrome ritmiek” vindt haar antwoord in deze Compositie van Mondriaan.

​

Jo Haerens

Parnassus Apollo Stravinsky.jpg

Igor Stravinsky,

Apollon Musagète

​

1971-2021: Stravinsky herdacht

Vijftig jaar geleden, op 6 april 1971, overleed in New York de componist Igor Stravinsky, op de leeftijd van 88 jaar.  In 1910 verwisselde hij Rusland voor Parijs, waar zijn beroemd ballet Le sacre du printemps (vertaald als Lentewijding) in 1913 ophef zou maken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef hij in Zwitserland. In 1920 keerde hij naar Frankrijk terug, waar hij op diverse plaatsen woonde tot hij in 1939 kort voor het uitbreken van Wereldoorlog II uitweek naar de Verenigde Staten

In zijn werk doorliep hij meerdere stilistische stadia die de muziek van de 20ste eeuw kenmerken: 

  • het Russisch folklorisme, gedrenkt in een impressionistische en  expressionistische muziektaal, 

  • een neo-klassieke fase (1920-1953), waar hij aansluiting zocht met vroegere vormen en genres uit de barok en de klassiek 

  • en - als laatste omslag - een bekering tot het atonale serialisme van Arnold Schoenberg.

Portret Igor Stravinsky.jpg

Tijdens deze evolutie liet hij in elk stadium een sterk persoonlijke toon horen die onuitwisbaar die van Stravinsky bleef.

 

Na Wereldoorlog I zochten de componisten, na een periode van experimenteren, meer stabiliteit door opnieuw aan te knopen bij  het verleden, een fase die bekend staat als het neoclassicisme. Stravinsky werd van deze strekking een van de interessantste adepten, zonder dat hij daarom zijn verleden verloochende. Dat blijkt onder meer uit zijn duurzame liefde voor het ballet, het genre dat hij in 1928 had verrijkt met een fijn geslepen edelsteen: Apollon musagète (Apollo, leider van de muzen). In het verlengde van de titel straalt dit werk een ‘apollinische’ sereniteit uit als extreme tegenhanger van de ‘dionysische’ roes van Le sacre du printemps uit 1913.

 

Elisabeth Sprague Coolidge (1864-1953), een opmerkelijke muziekmecenas

De liefde en de trouw die ik de kunst toedraag zijn een waarachtige heilige macht ten dienste van de enige religie die ik ken: de muziek

Elisabeth Sprague Coolidge.jpg

Deze woorden uit 1932 zijn van een opmerkelijke Amerikaanse dame, die terecht naam en faam verwierf als een van de actiefste muziekmecenassen uit de twintigste eeuw: Elisabeth Sprague Coolidge uit Chicago. Zij studeerde piano en compositie. Na het overlijden van haar ouders in 1915 en 1916 erfde zij een fortuin dat haar vader in de voedingsindustrie had vergaard. Hijzelf was een van de  medestichters van het Chicago Symphony Orchestra. In 1917 begon Elisabeth haar mecenaat van musici en componisten, vooral toegespitst op kamermuziek, met een voorkeur voor het strijkkwartet. Zij werd de steunpilaar van het internationaal vermaard Belgisch Pro Artekwartet. In 1926 speelde dat  gezelschap in een door haar gefinancierde concertzaal in het Library of Congres in Washington, met een programma van exclusief Belgische componisten (o.m. César Franck en Joseph Jongen). Haar contacten met België bleven intens: in 1935 organiseerde zij een reeks van zes kamermuziekconcerten in Bozar in Brussel (met muziek van Vivaldi tot Bartok) en uitvoeringen van alle strijkkwartetten van Beethoven in Brussel, Gent, Luik, Bergen en Leuven. Heel wat composities van zeer vooraanstaande componisten zijn te danken aan haar opdrachten, zoals strijkkwartetten van Bartok, Schoenberg, Webern en Prokofiev, en de Sonate voor fluit en piano van Francis Poulenc.

 

In 1927 vroeg ze Stravinsky om een ballet te componeren voor het festival van hedendaagse muziek in de concertzaal van de Library of Congress. Het onderwerp mocht hij zelf bepalen, maar het werk mocht niet langer dan een half uur duren. Stravinsky besloot om een plan uit te werken dat hem al een tijd bezighield: een ballet op basis van episodes uit de Griekse mythologie, uitgevoerd als dans volgens de zogenoemde klassieke school. Het resultaat is Apollon musagète, een ballet voor vier dansers.

Lifar Danilova Apollon musagete.jpg

De première vond plaats in Washington D.C. op 27 april 1928, met een choreografie van Adolph Bohm. De eerste uitvoering in Europa, in Parijs, volgde op 12 juni 1928, onder leiding van de componist en met een choreografie van George Balanchine. Voor de rol van Apollo deed Balanchine een beroep op de beroemde balletdanser Serge Lifar

​

Op youtube zijn heel wat balletuitvoeringen te vinden. Deze hier uit 1960 benadert de oorspronkelijk versie van Balanchine. Maar er zijn ook mooie fragmenten van recentere opnames te vinden met betere klank- en beeldkwaliteit.

 

Apollo, de leider van de muzen

De Griekse god Apollo, zoon van de oppergod Zeus uit een verhouding met Leto, is de beschermheer van de schone kunsten, inzonderheid de muziek en de poëzie. Hij is op de berg Parnassos  (Helikon) de voorganger van de negen muzen. Aan elk van de negen is een eigen functie en specifiek attribuut verbonden. Ik beperk me tot de drie die Stravinsky selecteert:

  1. Calliope personifieert de epische dichtkunst en het ritme,

  2. Polyhymnia (Polymnie) de pantomime,

  3. Terpsichore de dans.

 

Igor Stravinsky, Apollon musagète (1928)

Over zijn intenties in verband met de compositie van dit ballet schreef Stravinsky:

Toen ik, vol bewondering voor de lineaire schoonheid van de klassieke dans, een ballet van dat genre in gedachten had, dacht ik vooral aan wat men een “ballet blanc” noemt, waarin, volgens mij, de essentie van deze kunst in heel haar puurheid tot uiting kwam. Ik ontdekte er een wonderbaarlijke frisheid in, die te danken is aan de afwezigheid van elke polychrome versiering en van elke overdaad.

 

Deze kwaliteiten hebben mij ertoe aangezet een muziek te componeren in dezelfde aard. Daarom leek een diatonische stijl mij het meest gepast en de soberheid van deze stijl bepaalde mijn visie op het instrumentarium waarvan ik me zou bedienen.

 

Ik heb eerst het gangbare orkest geëlimineerd omwille van de heterogeniteit van de samenstelling: volledige strijkersgroepen, houtblazers, kopers, slaginstrumenten waarvan de verscheidene klankeffecten al te veel gebruikt werden de laatste tijd. Ik heb me op de strijkers gefocust. Het orkestraal gebruik van deze instrumenten lijdt al sinds een hele tijd aan een betreurenswaardig euvel. Soms moeten ze dramatische effecten benadrukken, soms wordt hun rol gereduceerd tot gewone “coloristen”. Ik beken dat ik zelf ook die fout heb begaan.

 

Uit deze tekst vallen de hoofdkenmerken van de muziek te distilleren:

  1. Lineaire schoonheid: Stravinsky predikt hier het primaat van de schoonheid van de pure melodie, ook in de zin van de gelijktijdige combinatie van meerdere melodieën, met andere woorden: het polyfone samenspel en het contrapunt, stem en tegenstem, als de charme van de dialoog tussen diverse thema’s die samen worden uitgevoerd.

  2. Klassieke dans:  Hiermee verwijst de componist naar het Franse ballet uit de tijd van Lodewijk XIV (het immens populaire ballet de cour), met als boegbeelden Jean-Baptiste Lully en Jean-Philippe Rameau, en in het verlengde daarvan, de balletten van Leo Delibes, en, onder Franse invloed, van Pyotr Ilyich Tchaikovsky in Rusland.

  3. Afwezigheid van polychromie: de eenvoud en de essentie van ‘één kleur’, van monochromie, het afzweren van uiteenlopende, contrasterende timbres, gerealiseerd in de keuze voor alleen strijkers, zonder hout- en koperblazers en slagwerk.

  4. Diatonische stijl: een melodie die zich houdt aan een vast tonaal gebied in navolging van de ‘klassieke’ periode (Mozart en Haydn), zonder exuberante uitwijkingen, en waarbij extreme dissonantie wordt vermeden. Zo begint Stravinsky een melodie vaak met een reine drieklank (c-e-g, do-mi-sol), het ‘oerakkoord’ dat men vaak aantreft bij het begin van een compositie uit de klassieke periode. Enkele bekende voorbeelden: het begin van het tweede, langzame  deel van Haydns Symfonie nr 94 (Met de paukenslag), van Mozarts Eine kleine Nachtmusik en van Beethovens Derde symfonie (Eroica).

 

Stravinsky is ook in dit werk intens bezig geweest met nog een ander element dat hem steeds bleef intrigeren: het ritme. In Le Sacre du printemps was het ritme de dynamische, soms extreem brutale stuwkracht die het muzikale verloop domineerde. Zelfs de strijkers, bij uitstek melodische instrumenten, lieten zich verleiden tot puur ritmische uitbarstingen. In Apollon musagète is de extreme onregelmaat van het ritme in Le Sacre bewust afgevlakt tot eenvoudiger, uniforme patronen, die in een beperkt aantal varianten optreden. Stravinsky baseert zich hiervoor op de versificatie van poëzie, voornamelijk de alexandrijn, een versregel die samengesteld is uit zes jamben, dus uit twaalf of dertien syllaben (naargelang ze een mannelijke of vrouwelijke eindlettergreep hebben), met een duidelijke cesuur na de derde heffing of zesde lettergreep waardoor het vers in twee gelijke helften wordt gesneden.

 

Enkele voorbeelden:

  • Stravins/ky com/poneert, // Apol/lo leidt/ de dans/

  • De zee,/ de zee/ klotst voort // in ein/delo/ze dei/ning (Willem Kloos)

  • Combien/ tout ce/ qu'on dit // est loin/ de ce/ qu'on pense ! (Jean Racine)

  • Ick sluit/ van daegh/ een ring // van zes/mael el/lef jaeren. En zie/ myn hooft/ besneeuwt, // en tel/ myn gry/ze haeren. (Joost van den Vondel)

 

De Variatie van Calliope, een van de delen van Stravinsky’s ballet, draagt als ondertitel: l’Alexandrin. De componist vertrekt van een thema van twaalf noten, bestaande uit zes jamben (zes maal een achtste noot en een kwartnoot, met een rust na de zesde noot). Dit resulteert in een basisritme van slechts twee noten. Het ganse ballet is doordrongen van die ‘monochrome’ ritmiek, zij het in constante, subtiele varianten (zoals het omkering: de trochee, lang-kort).

De choreograaf Balanchine karakteriseerde Apollon musagète treffend als volgt:

De partituur was een revelatie dankzij de beheersing en de soberheid, de aangehouden uniformiteit van toon en expressie. Het werk gaf me het gevoel dat ik moest durven niet alles in te zetten, dat ik ook kon elimineren.

 

​

Ignace Bossuyt

​

​

Hieronder een youtube uitvoering en daaronder de musicologische beschrijving. Scrol de tekst synchroon met de voortgang van de muziek.

​

Uitvoering:

Orchestre philharmonique de Radio France, o.l.v. Daniel Harding

​

Geen partituur.

Elisabeth Sprague Coolidge
Apollo, leider der muzen
Igor Stravinsky, Apollon musagète
Luisteren en lezen
Stravinsky herdacht
bottom of page