top of page

Coriolanus

nr.

11

Titus Livius, Ab urbe condita, II, 40

Ludwig van Beethoven

Luca Signorelli

Detail uit 'Riconciliazione di Coriolano', Luca Signorelli, 1508-1509, 126 x 126 cm, fresco, collectie Palazzo del Magnifico, National Gallery, CC0, via Wikimedia Commons



CORIOLAN - Beethoven

Kort na 500 voor Christus werd de succesvolle, maar arrogante Romeinse veldheer G(n)aeus Marcius Coriolanus uit Rome verdreven omdat hij dictatoriale trekjes vertoonde en zich verzet had tegen de uitdeling van graan aan het hongerige volk. Als reactie liep hij over naar het Rome vijandige volk de Volsci, dat hij vroeger fel had bestreden, en trok tegen zijn vaderstad op. Wanneer de dreiging op het punt stond te ontaarden in een catastrofe gingen zijn moeder Veturia en zijn vrouw Volumnia met hun twee zoontjes naar het legerkamp van Coriolanus. Bij hun aankomst viel de schrik hem om het hart en nadat zijn bejaarde moeder hem woedend had berispt, bezweek hij voor hun smeekbeden.


In zijn historisch werk De urbe condita legt Titus Livius Veturia een retorisch knap opgebouwd, vlammend betoog in de mond. Nadat een vriend van Coriolanus de naderende vrouwen had opgemerkt, schrijft Livius:

Coriolanus sprong uitzinnig van schrik op van zijn stoel. Hij liep naar zijn moeder en wilde haar omhelzen. Maar haar smeekbeden gingen over in woede en ze sprak: ‘Laat me, voordat ik je omhelzing aanvaard, eerst weten of ik bij een vijand of bij een zoon gekomen ben, of ik gevangene of moeder ben in dit kamp van jou. Heeft mijn lange leven en mijn droeve ouderdom het zover met mij laten komen dat ik je eerst als balling en daarna als vijand moest aanschouwen? Heb je het werkelijk kunnen bestaan deze grond, waarop je geboren en getogen bent, af te stropen? Hoe verbeten en dreigend je ook hierheen bent gekomen, is de storm van je woede niet gaan liggen toen je deze bodem betrad? Is het, toen je op Rome kon uitzien, niet in je opgekomen te denken: binnen die muren is mijn huis, zijn mijn huisgoden, mijn moeder, mijn vrouw en zonen? Dus als ik niet gebaard had, zou Rome nu niet belegerd worden, als ik geen zoon had, zou ik als vrije vrouw in een vrij vaderland gestorven zijn! Maar ach! – mij kan niets meer overkomen wat ellendiger is voor mij of schandelijker voor jou, en hoe rampzalig ik ook ben, ik zal het niet lang meer zijn: dezen hier zijn het op wie je je oog gericht moet houden; als je je voornemen niet laat varen, dan wacht hun een vroegtijdige dood of langdurige slavernij!’ De omhelzingen, hierna,  van zijn vrouw en kinderen, het gehuil van álle vrouwen die daar waren en hun geweeklaag over het eigen lot en dat van hun vaderland brak ten slotte de weerstand van de man. Hij kuste zijn familieleden en zond hen weg; zelf trok hij zich van de stad terug.

(Livius, Ab urbe condita, II, 40)

 

Wie Coriolanus zegt, zegt Ludwig van Beethoven (1770-1827), die in 1807 de orkestouverture Coriolan (op. 62) schreef bij de gelijknamige tragedie van Heinrich Joseph von Collin (1771-1811). Het werk werd éénmaal uitgevoerd bij een voorstelling van Collins drama, later los daarvan. De tragedie van Collin is al lang vergeten, Beethovens grandioze ouverture echter niet – en terecht. Het is een meesterstuk van karakterisering, dat ook los van het verhaal een onvergetelijke indruk nalaat. De ouverture vertelt overigens geen verhaal, in de zin dat we te doen zouden hebben met een gedetailleerd programmatisch stuk muziek waarin elk fragment een episode muzikaal verklankt (wat bijvoorbeeld wel het geval is in Bedrich Smetana’s symfonisch gedicht De Moldau). Ook het besproken orkestwerk van Saint-Saëns Phaëton (zie nr. 5) is niet in detail een muzikale vertelling, maar vooral sfeerscheppend en algemeen karakteriserend, en ook als ‘abstract’ muziekstuk perfect genietbaar.



In feite hoeft men de inhoud van Collins drama niet te kennen, maar het is wel verhelderend voor enkele aspecten van de interpretatie. Daartoe is een vergelijking met de tragedie Coriolanus (ca. 1608) van Shakespeare (1564-1616) interessant. Bij Shakespeare is Coriolanus een onsympathieke, gewelddadige krijgsheer die op het einde door de voor schut gezette Volsci wordt  terechtgesteld (of vermoord). Collin tekent hem veeleer als een moreel hoogstaande figuur, die het conflict tussen vaderlandsliefde en persoonlijke ambitie slechts kan oplossen door te kiezen voor zelfdoding. Het is overigens niet bekend hoe Coriolanus aan zijn einde kwam. Zo schrijft Livius: Ieder heeft een ander verhaal over de toedracht van zijn dood. Volgens de Griekse auteur Plutarchus (ca. 46-ca. 120), die in zijn Parallelle levens, waarin hij in uitgebreide biografieën een Griekse en een verwante Romeinse figuur naast elkaar plaatst (Alkibiades en Coriolanus, beiden ‘overlopers’), zou Coriolanus gedood zijn door steniging. Beethoven verwijst in brieven geregeld naar het werk van Plutarchus, dat toen in Duitse vertaling gretig werd gelezen.



Hoe pakt Beethoven dit aan om niet te vervallen in ‘muzikale anekdotiek’, maar er vooral (ook) een puur muzikaal drama van te maken? Zijn uitgangspunt is het structuurprincipe dat aan de basis ligt van het eerste, snelle deel van een symfonie of een sonate, de zogenaamde ‘sonatevorm’. De kern hiervan is de voorstelling en de verwerking van twee contrasterende thema’s, waarvoor hij hier inspiratie vond in de twee tegenstellende karakters: de vastberaden, maar toch wankelende krijgsheer Coriolanus en de smekende vrouwen. Dat is de essentie. Interessant is vooral de manier waarop Beethoven die thema’s concipieert.

 

(De timing verwijst naar de opname met Philippe Herreweghe).

  • De eerste maten zijn verpletterend. Beethoven ontwerpt geen mooi afgeronde melodie, maar valt met de deur in huis met een krachtig statement: een lang aangehouden toon en een felle slag, gevolgd door een pauze – fortissimo, en driemaal na elkaar (0:29).

  • De voortzetting is een onrustig, nerveus, met spanning geladen motiefje - ook weer geen uitgesponnen melodie – dat piano begint, vanuit de diepte opstijgt, in sterkte toeneemt en plots in een forte afbreekt (0:47-0:56).

  • Dit proces wordt herhaald, met een verdere climaxopbouw naar fortissimo en constante sterke accenten (0:57). De stoere krijger soldaat wordt als het ware heen en weer geslingerd tussen onverschrokkenheid en onrustige spanning.

  • Plots verstilt de muziek tot piano en verschijnt in de violen het magnifieke lyrische tweede thema, dat verwijst naar de smeekbede van de vrouwen (1:41). In tegenstelling tot de losse flarden van het eerste thema is het een mooi afgeronde zanglijn, die zich geleidelijk in al zijn expressieve pracht ontplooit.

  • Het middendeel dat volgt drijft de spanning op (2:20): er is nergens een moment van rust, dynamische contrasten volgen elkaar op.

  • Een kort motiefje van twee noten doorkruist als het ware eindeloos de partituur, op een opdringerige achtste notenbegeleiding in de altviolen en de cello’s (2:57).

  • Het is een doelloos rondwalen, er wordt niets beslist, er komt geen oplossing. Er heersen alleen maar verwarring en onzekerheid – tot er weer even stabiliteit komt bij de herhaling van het eerste thema (4:14), maar al snel volgt de lyrische frase (4:53), die dan toch weer de plaats ruimt voor de onbeslistheid, die echter plots afbreekt ...

  • Dan volgt de ontknoping: Beethoven keert de volgorde van de thema’s om: eerst komt het tweede, dat nu domineert (6:35), waarop het eerste nog even opflakkert (7:24), maar letterlijk een stille dood sterft (8:26) ...

 

In 1812 schreef Beethovens tijdgenoot Ernst Theodor Hoffmann (1776-1822), auteur van fantastische verhalen, jurist, componist en dirigent, in een recensie van Beethovens briljante ouverture: dat “deze compositie over alle kwaliteiten beschikt de juiste toon te treffen: een grote, tragische gebeurtenis zou de inhoud van dit werk zijn. Zonder de inhoud van de handeling te hebben gelezen kan niemand iets anders ervaren dan een verheven treurspel, waar helden optreden en ten ondergaan”.


Beethovens ouverture heeft meer dan twee eeuwen later niets aan kracht en expressie ingeboet.

 

Uitvoeringen:

https://www.youtube.com/watch?v=MXD501__JCI – hr-Sinfonieorchester, o.l.v. Philippe Herreweghe (live-uitvoering)

https://www.youtube.com/watch?v=9i47roTXnOM – Boston Symphony Orchestra, o.l.v. Benjamin Zander (live-uitvoering)

https://www.youtube.com/watch?v=lHM8uekMxls – Wiener Philharmoniker, o.l.v. Claudio Abbado (met partituur)

 

Vertaling Livius: Livius. Zonen van Mars. De geschiedenis van Rome I-X, vertaald door F.H. van Katwijk-Knapp, Amsterdam, 1997, p. 144-145.

 

http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Plutarch/Lives/Coriolanus*.html – Engelse vertaling van de biografie van Coriolanus in Plutarchus, Parallelle levens.

De Nederlandse vertaling verscheen in de uitgave Plutarchus. Biografieën, vertaald door Gerard Janssens, dl. 5, uitg. Chaironeia, Leeuwarden, 2011.

 

Ignace Bossuyt

Zal Coriolanus Rome sparen? - Luca Signorelli

Twee heersers ontmoeten elkaar in deze dialoog, enerzijds de veldheer en staatsman in het oude Rome, G(n)aius Marcius Coriolanus, en anderzijds de Sienese handelaar en politicus Pandolfo Petrucci  (1452-1512). Petrucci werd in 1452 in een aristocratische familie te Siena geboren. In 1483 ging hij in ballingschap omdat hij lid geworden was van de Noveschi, een politieke partij die tegen de heersers van Siena inging. Na vier jaar keerde hij terug naar Siena en wist zijn voordeel te halen uit de politieke strijd tussen de diverse partijen. Hij huwde met Aurelia Borghese, de dochter van Niccolò Borghese, een andere belangrijke machthebber in Siena. Geleidelijk aan verwierf ook Petrucci politieke macht. De rivaliteit tussen Petrucci en zijn schoonvader Niccolò Borghese zorgde voor een felle tweestrijd, met zelfs meerdere moordpogingen van Niccolò op Petrucci, en uiteindelijk beslecht door de moord op Niccolò in 1500.


Als staatshoofd consolideerde Petrucci zijn macht door zich te omringen met aanhangers die hem loyaal bleven. De despoot zorgde anderzijds voor economische voordelen voor de stad, hervormde het monetaire systeem en beschermde kunst en letteren. In 1512 gaf hij de macht door aan zijn zoon en overleed in datzelfde jaar in San Quirico d’Orcia in Toscane.


In 1508 liet Pandolfo Petrucci zijn residentie in Siena bouwen, bekend onder de naam Palazzo del Magnifico. Domenico di Bartolomeo bouwde het Renaissance-palazzo naar een ontwerp van Giacomo Cozzarelli. Het was één van de meest luxueuze paleizen van de stad, pal naast de Duomo. Ter gelegenheid van het huwelijk van zijn zoon met de nicht van paus Pius III  in 1509, koos Petrucci de meest vooraanstaande schilders uit om in de ontvangstzaal, de camera bella, fresco’s aan te brengen. Hij nam de gelegenheid te baat om zijn kennis van de antieke literatuur zichtbaar te maken, onder meer door het verhaal van Coriolanus te laten schilderen. Naast Luca Signorelli (ca. 1445-1523) werden ook Pinturicchio (1454-1513) en Girolamo Genga (1476-1551) als frescoschilders geëngageerd.


In de loop der tijden verloor het paleis zijn functie en werd het meerdere malen verbouwd. In de 19e eeuw (1842-44) werden de mooiste plafond- en wandversieringen verwijderd via verdoeken (strappo) en verkocht. Ze kwamen nadien terecht in privé-collecties en musea, zowel in Siena als elders. Zo zijn de werken over de wereld verspreid geraakt. Een deel van het plafond wordt nu bewaard in het Metropolitan Museum of Art in New York en de drie fresco’s bevinden zich nu in The National Gallery in Londen. Het Palazzo zelf is vandaag omgebouwd tot een B&B.

 

Bij het verdoeken volgens het strappo-procédé wordt een dun textielvlies gelijmd op het fresco waarna met heel veel geduld alleen de bovenste pleisterlaag met het pigment afgepeld wordt van de gepleisterde muur. Dan wordt het fragiele vlies met pigment gekleefd op een nieuwe ondergrond, een paneel of een doek. Meestal blijven de sporen van de strappo-verdoeking nadien nog goed merkbaar o.a. in de korrelige structuur van het werk. Vandaag gebruikt men een andere techniek om fresco's af te halen van hun draagmuur door de hele pleisterlaag weg te nemen (stacco-techniek). Veel duurder, maar met minder verminking van het werk tot gevolg. En nog beter natuurlijk is om het fresco in situ te restaureren en te bewaren.


In The National Gallery vinden we van Luca Signorelli het fresco Coriolanus die door zijn familie overtuigd wordt om Rome te sparen. Mogen we veronderstellen dat de despoot Petrucci zich ergens wel kon vereenzelvigen met de Romeinse heerser en precies ook daarom dit verhaal verbeeld wilde zien?  

 

Luca Signorelli was een schilder afkomstig uit Cortona en werkte niet alleen in Toscane maar ook in Umbrië en Rome. Als jongeman kreeg hij een opleiding in het atelier van Piero della Francesca waar hij uitblonk door zijn tekentalent en zijn aandacht voor geometrie en perspectief. Op het hoogtepunt van zijn carrière, rond 1480, maakte hij vooral naam door de manier waarop hij de menselijke anatomie wist weer te geven. Hij inspireerde zich hiervoor op de antieken en gold ook als voorbeeld voor Michelangelo en Rafaël.


Het fresco is op een harmonische manier opgebouwd. De twee groepen die in het verhaal tegenover elkaar staan, verdelen het vlak op een evenwichtige wijze. De landweg en de loop van de Tiber zorgen voor dieptewerking. In de harnasuitrusting van Coriolanus en zijn metgezel rechts van hem, zien we de invloed van antieke decoratieve motieven.


Op de achtergrond links lijken vier mannen de precaire toestand te bespreken, terwijl de ruiters rechts op de heuvel aansluiting vinden bij Coriolanus en zijn manschappen. Langs de oever van de Tiber staat een tentenkamp opgesteld. De ruiters warmen zich op voor de strijd. Aan de andere kant van de oever zien we het beeld van de bedreigde stad


Op de voorgrond van het fresco uit het palazzo worden rechts Coriolanus en zijn manschappen geconfronteerd met Coriolanus’ moeder Veturia en zijn vrouw Volumnia links op het fresco.  Eén van zijn twee zoontjes zit op de arm van Volumnia. Het tweede zoontje, geschilderd als een putto-achtig kindje, staat voor haar maar loopt in de richting van zijn vader. Hij zorgt als het ware voor de verbinding tussen beide groepen die door de speer van een van de soldaten gescheiden worden. Het lijkt alsof alle ogen op hem gericht zijn. Corolianus' beslissing is nog niet genomen, maar zijn bekommernis om de toekomst van zijn kinderen zal zorgen voor de ontknoping van het geschil. Zo schrijft Livius: dezen hier zijn het op wie je je oog gericht moet houden; als je je voornemen niet laat varen, dan wacht hun een vroegtijdige dood of langdurige slavernij!

.

Signorelli laat ons in dit werk ook zijn grote vaardigheid zien bij het tekenen van de diverse houdingen die de personages aannemen en de wijze waarop hij de kledij vorm geeft. Oog voor detail is hem zeker niet vreemd. Veelzeggend is de figuur van moeder Veturia. Haar afwijzende handgebaren dialogeren heel mooi met de tekst van Titus Livius:          

Laat me, voordat ik je omhelzing aanvaard, eerst weten of ik bij een vijand of bij een zoon gekomen ben of ik gevangene of moeder ben in dit kamp van jou.

 

Ondanks de dramatiek van het verhaal straalt het werk van Signorelli een zekere rust uit die we ook in de slotmaten van Beethoven's Coriolanus terugvinden.


Jo Haerens

Klik op de foto's om de galerij en de legendes te zien.

bottom of page