
Nuages, bij Debussy, Turner, Whistler en Smilde
4 februari 2021

Op 27 oktober 1901 had in Parijs de eerste uitvoering plaats van het driedelige orkestwerk Nocturnes (Nuages – Fêtes – Sirènes) dat Claude Debussy tussen 1897 en 1899 had gecomponeerd. Elk deel had hij kort gekarakteriseerd. Over Nuages schreef hij voor de première:
Nuages (Wolken): het is het onveranderlijke aspect van de hemel met het trage en melancholisch voorbijtrekken van de wolken, die uitdeinen in een grijs, dat zachtjes wit getint is.
Over de inspiratiebron sprak hij zich uit:
Nacht op de Solferinobrug, zeer laat. Intense stilte. Ik leun over de reling van de brug. De Seine, rimpelloos, lijkt op een matte spiegel. Enkele wolken drijven traag voorbij door een maanloze hemel, enkele wolken, niet te zwaar, niet te licht, gewoon enkele wolken.
DEBUSSY: Nuages uit Nocturnes
​
Debussy en het impressionisme
Aangezien wolken geen geluid maken, kunnen ze niet in klanken geïmiteerd worden. Wat wel in muziek mogelijk is, is de weergave van de beweging of de quasi-onbeweeglijkheid en van de kleur.
In verband met kleur spreekt men in de muziek over timbre, de typische ‘klankkleur’ van een instrument of een instrumentencombinatie, naar analogie van de kleuren, evenwel zonder dat er een welbepaalde kleur wordt geassocieerd met een instrumentaal timbre.
Debussy wil in Nuages de kleuren ‘grijs’ en ‘wit’ oproepen, waarover verder meer. Hij streeft ernaar de impressie van de langzame beweging van grijs-witte wolken tegen een onveranderlijk uitspansel in klanken om te zetten, een muzikale transpositie van een laat-avondlijke ervaring van de hemel in Parijs.
Impressionisme in de muziek wordt meestal geïdentificeerd met Claude Debussy (1862-1918), al hield hij er zelf niet van in het hokje van een of andere ‘richting’ of ‘school’ gestopt te worden.
Zoals de term impressionisme voor de schilderkunst aanvankelijk pejoratief bedoeld was, was dat ook het geval voor Debussy. In 1884 behaalde hij op 22-jarige leeftijd de prestigieuze 'Prix de Rome', een onderscheiding die werd toegekend door het 'Institut de France' en die jonge kunstenaars beloonde met een studieverblijf van drie jaar in de ‘Académie de France’ in Rome (de Villa Medici). Als tegenprestatie werd verwacht dat die jaarlijks een compositie opstuurden. Het eerste werk dat Debussy als winnaar van de prijs componeerde werd negatief onthaald:
De heer Debussy schijnt gekweld door een verlangen naar het buitenissige, het onverstaanbare en het onuitvoerbare.
Ook op de tweede compositie, uit 1887 kwam een scherpe reactie:
De heer Debussy kan zeker geen platitudes of banaliteiten verweten worden. Integendeel toont hij duidelijk, zelfs al te duidelijk, een neiging tot het ongewone.
​
En dan volgt:
Het zou hoogst wenselijk zijn dat de heer Debussy zich zou wapenen tegen dit vaag impressionisme, een van de gevaarlijkste vijanden van de waarheid in de kunst. De Académie verwacht iets beters van zo’n begaafd musicus als de heer Debussy.
Na twintig maanden in plaats van de voorziene drie jaar keerde de rebelse en ontgoochelde Debussy uit Rome terug naar Parijs.
​
In de volgende jaren werd Debussy nog geconfronteerd met twee cruciale ervaringen: de opera’s van Richard Wagner die hij in 1888 en 1889 in Bayreuth hoorde en de kennismaking met de muziek uit Spanje, Rusland en het Verre Oosten tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1889.
Hoewel Debussy het werk van Wagner, die in Frankrijk als een afgod werd vereerd, bleef bewonderen, zette hij zich af tegen de Duitse romantische kunst met filosofische inslag. De muziek die hij tijdens de Wereldtentoonstelling hoorde, opende voor hem echter een nieuwe wereld, met name het exotische coloriet van de Javaanse gamelan en de Russische muziek van, onder meer, Nikolaj Rimsky-Korsakov die een totaal andere toon aansloeg dan die van de Duitse klassiek-romantische traditie.
Hij ontdekte er onder meer andere types van toonladders, zoals de hele-toonstoonladder (begin op een piano op do en speel stijgend drie witte toetsen gevolgd door drie zwarte – Debussy past die systematisch toe in zijn pianowerk Voiles). Bij de Russen was de harmonie, de onderbouw van de melodie door akkoorden, niet altijd functioneel, in de zin dat niet elk akkoord volgens de toen geldende strenge regels logisch uit het voorgaande werd afgeleid en op het volgende vooruitliep. Debussy liet akkoorden op elkaar volgen ‘in een los verband’, gewoon omdat hij ze mooi vond op zich, los van een logisch verband. Zij doordrongen de muziek van nieuwe kleuren, elk akkoord was een unieke momentopname, volgens de gevestigde regels onsamenhangend en onduidelijk, losse indrukken. Vandaar het verwijt: ‘vaag impressionisme’. Ook qua opbouw werd hem een gebrek aan samenhang verweten: zijn muziek is meer statisch en, in tegenstelling tot de gevestigde klassiek-romantische traditie, niet gericht op verwerking en ontwikkeling van mooi afgeronde thema’s, die bij hem bovendien vaak beperkt bleven tot kleine motieven of puur ornamentele frasen (zoals de fluitsolo bij de inzet van de Prélude à l’après-midi d’un faune, 1892-94). Tegenover het aangedikte romantische orkest plaatste hij een uitgedund ensemble, waarbij hij vaak de voorkeur gaf aan onvermengde kleuren (zie ook alweer het begin van de Prélude: fluitsolo, een glissando in de harp, enkele tonen in de hoorn, een akkoord in de strijkers ‘en sourdine’). Orkestrale uitbarstingen en uitgebreide climaxen bleven beperkt, zijn muziek is vaak doorspekt met pauzen. Men karakteriseert Debussy’s muziek dan ook vaak als la musique du silence.
Ter vergelijking geef ik twee voorbeelden die de twee uiteenlopende strekkingen illustreren:
-
Ludwig van Beethoven (1770-1827), Vijfde symfonie (1808), deel 1. Het beroemde viernotenmotief - al dan niet terecht geïnterpreteerd als “het noodlot dat aan de deur klopt” – is de kiemcel waaruit het volledig eerste deel organisch groeit, als een plant uit een miniem zaadje. Climaxen zorgen voor hoogtepunten, van waaruit nieuwe ontwikkelingen ontspruiten. Deze muziek is dynamisch, vol spanning en doelgericht naar het finale rustpunt.
-
Alexander Borodin (1833-1887), In de steppen van Centraal-Azië (1880). Dit populaire orkestwerk van de Russische componist Borodin roept de sfeer op van een naderende en zich weer verwijderende karavaan op basis van twee thema’s: een Russisch thema van de soldaten die de karavaan escorteren en een oosters thema van de Aziatische kameeldrijvers. Beide melodieën worden eerst apart voorgesteld en vervolgens met elkaar vermengd. Het Russisch thema is volks van karakter, het Oosterse heeft als typisch kenmerk het decoratief cirkelen rond enkele tonen. Lang aangehouden tonen in de hoge strijkers suggereren de eindeloze vlakte, pizzicati in de bassen imiteren de stap van de kamelen. Van ontwikkeling is geen sprake: de thema’s worden voorgesteld en telkens herhaald in een ander orkestraal coloriet. De voorstelling van de thema’s wordt overbrugd door de lang aangehouden toon en de pizzicati in de strijkers. In tegenstelling tot Beethoven is deze muziek statisch en, vooral, coloristisch.
Een mooi, zelfs extreem voorbeeld van deze ‘Russische aanpak’ is de Bolero van Maurice Ravel.
Nuages
Debussy laat zich niet leiden door historische en mythologische verhalen of filosofische en moraliserende thema’s, maar vooral door directe zintuigelijke impressies, vaak uit de natuur. Zijn Préludes voor piano (1909-1913) voorziet hij van een evocatieve titel, echter niet expliciet bij het begin als ‘programma’, maar op het einde als ‘suggererende indruk’.
Enkele typische voorbeelden: Le vent dans la plaine, Les sons et les parfums tournent dans l’air du soir, Des pas sur la neige, Brouillards, Bruyères… Ook de titels van de drie delen van het orkestwerk La mer (1903-05) spreken voor zich: De l’aube à midi sur la mer, Jeux de vagues en Dialogue du vent et de la mer.
​
Nuages, het eerste deel van de Nocturnes, past perfect in deze lijst. Hoe Debussy het stuk componeerde blijkt duidelijk uit wat hij erover schreef:
Het is het onveranderlijk aspect van de hemel met het trage en melancholisch voorbijtrekken van de wolken, die uitdeinen in een grijs, dat zachtjes wit getint is.
Qua beweging: traag – qua coloriet: grijs en wit.
​
Aan Ernest Guiraud, zijn gewaardeerde compositieleraar aan het conservatorium, deelde hij in verband met kleur mee:
Een schilderij uitgevoerd in het grijs is het ideaal.
Vanuit één kleurtint zoekt hij naar verschillende, verwante combinaties.
-
Nuages begint aldus: klarinetten en fagotten spelen een aantal zachte akkoorden (pianissimo – très expressif) (0’46’’ - timing: uitvoering Mikko Frank, zie hieronder). De melodische ontplooiing is minimaal.
-
De althobo neemt over met een motief van enkele maten (1’03’’). Een vriend van Debussy gaf hierover volgende commentaar: Op de Seine vaart een boot voorbij, waarvan de sirene door het kort chromatisch thema van de Engelse hoorn [= althobo] voor de geest wordt geroepen. De violen, verdeeld over zes partijen (divisés en 6), met demper (‘en sourdine’, pianissimo en driedubbel piano) en de pauken met een zachte roffel zorgen voor een puur coloristisch effect (1’10’’). Hiermee zijn de voornaamste ingrediënten aangegeven, die in de loop van het stuk worden herhaald en gevarieerd ingekleurd.
-
De strijkers, steeds verdeeld, nemen de beginakkoorden van de blazers over en breiden die uit (1’24’’), de althobo herhaalt het sirenemotief (2’07’’). Af en toe klinkt een hoornsignaal (2’15’’, 2’29’’), ook vaak met dempers.
-
Een middenfragment contrasteert door een nieuw coloriet en een nieuw motief: fluit en harp boven statische akkoorden in de strijkers (4’46’’). Ook dit motief wordt enkele malen herhaald, eerst in een andere tint (solistische strijkers: een trio van viool, altviool en cello, 5’13’’), daarna weer door fluit en harp (5’30’’).
-
De muziek sterft langzaam uit met de herneming van het sirenemotief in de althobo (5’50’’), met echo’s in de hoorns, flarden van de beginakkoorden (5’48’’) en het fluit- en harpmotief (7’08’’). De dynamiek neemt almaar af van piano over pianissimo tot driedubbel piano.
-
In de slotbladzijde neemt de stilte de overhand: enkele pizzicati in de strijkers, met demper, een hoornsignaal en sourdine tegen de achtergrond van zacht roffelende pauken…La musique du silence…
​​
Na Nuages volgen Fêtes en Sirènes. In zijn programmatekst schreef Debussy
-
bij Fêtes: de beweging, het dansante ritme van de atmosfeer, met plots opvlammende lichten; er komt een episode met een optocht, een bedwelmende hersenschim, die het feest doorkruist en er in oplost.
-
bij Sirènes: de zee met haar veelzijdig ritme, in de zilveren maannacht hoort men de lachende, geheimzinnige zang van de sirenen wegsterven. Hier schrijft Debussy een woordloos – dus puur coloristisch bedoeld - vrouwenkoor voor.
​
​
Ignace Bossuyt
​
​
Uitvoering 1: zie bovenaan
Symphony Orchestra, o.l.v. Charles Dutoit, met meeschuivende partituur – tot 7’45’’
https://www.youtube.com/watch?v=spXwXLqFLvs – Montreal
Uitvoering 2: zie hierboven, bij de beschrijving
Orchestre Philharmonique de radio France, o.l.v. Mikko Frank – Nuages: 0’26’’ - 7’40’’
Partituur: https://imslp.org/wiki/Nocturnes_(Debussy%2C_Claude)
​
Verder ook uitvoeringen van
-
Ludwig van Beethoven, Symfonie nr. 5, Deel 1. https://www.youtube.com/watch?v=vcBn04IyELc – Deze ‘onorthodoxe voorstelling’ van het eerste deel van Beethovens Vijfde symfonie is een pareltje: een betere visualisering van het dynamische karakter van deze muziek is nauwelijks denkbaar. De briljante en aanstekelijke animatie, die perfect op de muziek is afgestemd, kan zonder twijfel ook kinderen bekoren!
-
Alexander Borodin: In de steppen van Centraal-Azië https://www.youtube.com/watch?v=NBCcXyO9Wt8 – SCM Symphony orchestra, o.l.v. Roger Benedict - Russisch thema: 0’47’’ – Oosters thema: 1’54’’
Partituur: https://imslp.org/wiki/In_the_Steppes_of_Central_Asia_(Borodin%2C_Aleksandr)

'Nuages' in alle vormen
De wolken drijven weg. Debussy verklankt ze zwevend, ongrijpbaar. Zoals wolken zijn! De componist vindt zijn tegenhangers bij de beeldende kunstenaars. Impressies uit de natuur ziet hij in het werk van de Engelse schilders Joseph Mallord William Turner (1775-1851) en James Mc Neill Whistler (1834-1903).
De woorden van de schilder John Constable (1776-1837) over Turners werk Rain, Steam and Speed (1844) geven de band tussen componist en schilder al aan:
Hij lijkt te schilderen met kleurige stoom, zo ongrijpbaar en luchtig.
Met die termen kan je misschien ook wel praten over de composities van Debussy.
Debussy heeft heel wat kleurreproducties van werken van Whistler en Turner in zijn bezit en omschrijft Turner zelfs als le plus beau créateur de mystère qui soit en art (1908).
In het werk Rain, Steam and Speed roept Turner de industrialisatie op en de treinen die het Britse landschap beginnen te doorkruisen. Hij probeert de snelheid van de trein te vatten, maar evengoed de regen die alles in een mist hult. Turner schildert met blauwe, bruine goudkleurige tinten in dikke lagen op het doek aangebracht. Wat hij brengt is nieuw: geen gedetailleerd beeld van omgeving en trein, wel een atmosfeer. Het grootste deel van het doek is kleur en de regen lijkt het bindmiddel om alles tot één geheel te maken.
We kunnen ons de vraag stellen of dit schilderij dan ook niet gaat over “het schilderen”. De schilder lijkt alle mogelijkheden van verf, kwast, palet en zelfs schilderen met zijn handen te willen ontdekken. Hij brengt het samen in een, voor de eerste helft van de 19de eeuw, onconventionele beeldtaal.
​
Een jaar eerder in 1843 schildert Turner Light and Colour. De ochtend na de zondvloed.
Rondom een summier aangegeven figuur barst het zonlicht cirkelvormig in ontelbare kleuren open: van intens geel naar oranje, rood, blauw, en zwart. Geen afgelijnde cirkels maar een stormachtig beeld van intens zonlicht.
De ziel van de zon. Het was alsof Turner vreesde dat generaties na hem die zon zou worden ontnomen. Misschien was hij bang dat op een dag de zon zou sterven. Zo ja, dan had Turner die ziel van de zon voor de vergetelheid behoed.
Joost Zwagerman, De stilte van het licht (2015) p. 113.
Turners visie op de menselijke verbondenheid met de natuur en zijn kosmotheïstisch wereldbeeld is een gegeven waar Debussy zich zeker kan in vinden. Als geen ander in zijn tijd weet Turner de nietigheid van de mens binnen de kracht van de natuur op te roepen. Kijken we maar naar Sneeuwstorm: Hannibal trekt over de Alpen (1812). De chaos, de onmacht van de mens en het geweld van de natuur vertalen zich in een dynamisch kleur- en penseelwerk. Donkere wolken pakken in de lucht samen en de zon probeert haar plaats te veroveren. Aan de rechterkant komt een dreigende, kolkende sneeuwstorm. Turner verlaat de klassieke geometrische opbouw en perspectieflijnen. Zijn visie op de werkelijkheid is pure avant-garde en leidt naar een nieuwe beeldtaal.
Op zijn eigen indrukwekkende wijze neemt Turner in 1842 afscheid van de schilder David Wilkie. Ik laat de schrijver Theodore Fontane mijmeren bij het werk Vrede. Begrafenis op zee :
Alles grijs, de hemel, de zee en de rotsen die in de verte opdoemen, alleen een noodsignaal stijgt met een witte lichtglans in de lucht. En door de grauwe, stille zee schommelt de steamer, zwart de romp, zwart de zeilen en zwart de damp, die als een rouwvlag waait. Het geheel een reusachtige doodskist.
Zijn volledig afwijkende manier van schilderen viel mij jaren geleden al op en … imponeerde me evenzeer als hij stof tot nadenken bood.
Ook met James Mc Neill Whistler (1834-1903) voelt Debussy zich verwant. Deze Amerikaan van geboorte komt in 1863 naar Engeland, waar hij al snel als een idool wordt gezien door een jonge generatie schilders die op zoek zijn naar een nieuwe schilderkunst en de mogelijkheden van abstractie gaan opzoeken.
Met zijn werk Nocturne: blauw en goud – Old Battersea Bridge (1872-5) levert Whistler heel wat controverse op. Ongezien is het dat een schilder met één of twee kleuren op zoek gaat naar een harmonische combinatie om de schoonheid van de nachtelijke Thames op te roepen. Het brengt de scheepsmagnaat en kunstverzamelaar Frederick Leyland op het idee het werk de titel “nocturne” mee te geven. Wellicht heeft hij ook muzikale associaties in gedachte. Whistler kan zich in de titel vinden en zegt hierover:
By using the word “nocturne” I wished to indicate an artistic interest alone, divesting the picture of any outside anecdotal interest which might have been otherwise attached to it. A nocturne is an arrangement of line, form and colour first.
(Dorment and MacDonald, Catalogus James Whistler, Tate Gallery 1994)
​
Denken we hier even terug aan de bedoeling van Debussy bij het schrijven van zijn Nuages:
langzame beweging van grijs-witte wolken tegen een onveranderlijk uitspansel in klanken, een muzikale transpositie dus van een laat-avondlijke ervaring van de hemel in Parijs.
Geen wonder dus dat de componist Debussy de schilder Whistler aanvoelt. Uiteindelijk beogen ze éénzelfde doel: de variaties binnen één kleur uitpuren en in diverse arrangementen samenbrengen.
​
​
Op vraag van de London’s Fine Art Society neemt Whistler in 1879 een opdracht aan om een reeks prenten te maken van Venetië. Hij verblijft er 15 maanden, leeft er in armzalige omstandigheden en leent zijn schilder- en etsmateriaal van bevriende kunstenaars in de stad. Naast tal van etsen en pastels maakt Whistler ook drie olieverfschilderijen waarvan deze Nocturne in Blue and Silver: The Lagoon Venice (1879-1880) er één is. Het is opnieuw een mooi voorbeeld van de vernieuwende en voor die periode schokkende beeldtaal: geen gedetailleerde weergave van de boten of gebouwen in de lagune. Daarentegen slaagt hij erin een sfeerbeeld op te roepen door middel van kleurvariaties binnen één hoofdtoon en enkele lijnen. De stad krijgt een bijna etherische aanblik door de blauw-grijze tonen. We zien op de achtergrond nog net de contouren van de San Giorgio Maggiore en verderweg de lichtjes op het Lido. Typerend voor Whistler is dat hij opnieuw naar een nocturne verwijst in de titel van zijn werk.
​
Andere titels zoals bijvoorbeeld Symphonie in white of Harmony in white and blue illustreren eens te meer de band die Whistler aanvoelt tussen muziek en schilderkunst:
zoals de muziek de poëzie der tonen is, zo is de schilderkunst de poëzie der kleuren. (J. Whistler)
​
Voor Whistler is het onderwerp een aanleiding om verder te zoeken naar een schilderkunst die neigt naar heel vroege abstractie. Niet het onderwerp staat bij hem voorop. Wel de mogelijkheid die hij erin vindt om een nieuw verhaal van kleuren en lijnen te vertellen.
Ik maak een sprong naar de 21ste eeuw. We kunnen er misschien wel van uitgaan dat Debussy bij het schrijven van Nuages gefascineerd zou zijn door De wolken, de Nimbi van Berndnaut Smilde (Groningen 1978).
Met zijn wolken als “tijdelijke sculptuur” heeft hij de laatste jaren internationale faam gekregen. Met water en rook creëert hij een wolk die ongeveer 10 seconden “bestaat”: net voldoende tijd om dit ongrijpbare werk te fotograferen. Zijn wolken zijn stapelwolken: een nimbus, een regenwolk. Hij realiseert zijn werk op de mooiste locaties wereldwijd. Afhankelijk van de locaties krijgen de wolken een andere betekenis:
Wolken komen je vaak in de weg te staan. In ieder geval tijdelijk… Ik merk dat de ruimtes het symbool van de wolk eigenlijk heel erg veranderen. In de kerk krijgt deze namelijk iets goddelijks. In een loods heeft het haast iets filmisch. (Berndnaut Smilde)
​
Smilde houdt van de dualiteit in zijn werk: enerzijds wil je de wolk vasthouden, anderzijds valt ze na enkele ogenblikken uit elkaar. Het werk levert prachtige beelden op en de wolken bezorgen de locatie een extra dimensie waar ook hier weer de dualiteit van eeuwigheid en vergankelijkheid samenkomen.
​
In de video kan je kennismaken met het werk van Smilde en de fascinerende wereld van Nuages.
Jo Haerens