top of page

Als je me graag ziet, ...

nr.

22

Afscheidsrede van Jezus Christus die belooft de Heilige Geest als helper te sturen

Thomas Tallis, Johann Sebastian Bach

Vézelay, Stavelot, El Greco

Detail uit ‘Pinksteren’ van El Greco, olieverf op doek, ca. 1600, Museo del Prado, , CC0 via Wikimedia Commons of Museo del Prado



De hoofdstukken 13 tot 17 van het Johannesevangelie staan bekend als de Afscheidsrede van Jezus. Hij spreekt daarin zijn leerlingen toe op de avond voor zijn lijden en dood. Bij de aankondiging van zijn heengaan botst Hij op onbegrip en verwarring, maar Hij troost zijn leerlingen met de belofte dat Hij hen niet verweesd zal achterlaten. Zo belooft Hij een ‘helper’ te zenden, de ‘Heilige Geest', die hen in alles zal onderrichten en hen zal laten begrijpen wat Hij gezegd heeft’.

 

If you love me, een anthem van Thomas Tallis

De Engelse componist Thomas Tallis (ca. 1505-1585) leefde in Engeland op politiek en religieus gebied in woelige tijden. Sinds de breuk met Rome door Hendrik VIII in 1534 gingen er geleidelijk stemmen op om een eigen Kerk van Engeland te stichten. Onder Hendriks opvolger Edward VI, die regeerde van 1547 tot 1553, kwam dit proces in een stroomversnelling. Een sleutelfiguur hierin was Thomas Cranmer (1489-1556), aartsbisschop van Canterbury, die al in de jaren ‘30 begon met Latijnse liturgische teksten te vervangen door Engelse. In 1548 werden alle teksten in de volkstaal gebundeld in het Book of Common Prayer, dat in 1549 via de Act of Uniformity in alle Engelse kerken werd verplicht. De katholieke koningin Mary voerde tijdens haar bewind (1553-1558) echter opnieuw het Latijn in, met andere drastische ingrepen, zoals de terdoodveroordeling van bisschop Cranmer. Onder de langdurige regeerperiode van Elisabeth I  - van 1558 tot 1603 - kreeg de Kerk van Engeland vaste vorm, met een gedoogbeleid voor de katholieken (die zich wel gedeisd moesten houden!).

Thomas Tallis, afgebeeld in een glasraam van de St. Alfege Church, Greenwich, waar hij begraven ligt. Foto AndyScott CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons
Thomas Tallis, afgebeeld in een glasraam van de St. Alfege Church, Greenwich, waar hij begraven ligt. Foto AndyScott CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons

Thomas Tallis was als componist aan het hof verplicht zich aan te passen aan de wisselende omstandigheden. Men vermoedt dat hij zelf een overtuigd katholiek was. Wie het zeker was, was zijn uitzonderlijk getalenteerde leerling William Byrd (ca. 1543-1623), de belangrijkste Engelse componist van de generatie na Tallis. Beiden waren verbonden aan de Chapel Royal, Tallis vanaf 1543, Byrd vanaf 1572.


Met zijn vroegste Engelse composities stond Tallis aan de wieg van de Anglicaanse liturgische muziek. Uit 1547-1548 dateren vijf werken, waarin Tallis tegemoet kwam aan de eisen die Cranmer stelde aan de muziek in de volkstaal, met als ideaal ’one note a syllable’ (‘één noot per lettergreep’) en dus geen complexe polyfonie meer met eindeloos lange slierten noten op een woord en waarbij de stemmen contrapuntisch met elkaar vervlochten zijn. Van meet af aan vond Tallis een aanvaardbaar compromis: hij respecteerde de vereiste declamatorische voordracht van de tekst, zonder echter in simplisme te vervallen. De eenvoudige akkoordische schrijfwijze wisselde hij vakkundig af met een ‘zachte’ vorm van contrapunt waarbij de tekstverstaanbaarheid niet in het gedrang kwam.


Geen idealer voorbeeld hiervan dan de anthem If you love me, een van die vijf vroege werken. De term anthem is het Engelse alternatief voor het Latijnse motet: een vocaal koorwerk op een geestelijke tekst.

Klik om uit te zoomen.
Klik om uit te zoomen.

Tallis selecteerde enkele verzen uit hoofdstuk 14 van Johannes (15-17), Jezus’ eerste oproep in zijn afscheidsrede om zijn geboden te onderhouden en de belofte dat de Heilige Geest zal komen. Hij herhaalt die beide uitspraken nog vijf maal als een centraal ‘leidmotief’.

Partituur van 'If ye love me', Thomas Tallis, uitgave Robert A. Hudson, CC BY-SA 3.0 via imslp. Klik bovenaan rechts om uit te zoomen.
Partituur van 'If ye love me', Thomas Tallis, uitgave Robert A. Hudson, CC BY-SA 3.0 via imslp. Klik bovenaan rechts om uit te zoomen.

Tallis begint met een gezamenlijke voordracht door de vier stemmen op de eerste frase If ye love me, keep my commandments. De melodie (in de bovenstem) is even eenvoudig als expressief: een geleidelijke stijging op If ye love me, gevolgd door een geleidelijke daling naar het uitgangspunt, van waaruit een nadrukkelijke sprong volgt naar de accentlettergreep op het kernwoord commandments. Op accentlettergrepen staan langere noten: lo(-ve), (com-mand(ments). Tallis vervolgt nu met een meer polyfone dialoog, maar niet met complex imitatief spel, wel met oog voor de correcte accenten, zoals op pray en give, telkens met een opwaartse sprong. Hij bereikt vooral variatie door subtiele ritmische verschuivingen, zoals met overgebonden noten (zie de bovenstem op you and another comforter).


Begin van de bovenstem van Tallis’ anthem 'If ye love me' in de Wanley Partbooks (ca. 1549-52), een reeks manuscripten van stemboekjes genoemd naar de verzamelaar Hymphrey Wanley (1672-1726).Oxford, Bodleian Library, MS. Mus. sch.e.420, CC BY-NC 4.0. Klik door en dan kan je verder inzoomen.


In het tweede onderdeel, That he may bide with you forever, dat zoals toen gebruikelijk wordt herhaald, blijft dit proces doorgaan, in rustig vloeiende lijnen, met enkele expressieve accenten (de sprong van that naar he, en de twee kwintsprongen op ev’n the sp’rit). Grandioos in zijn eenvoud


Uitvoering: The King’s Singers (live en met partituur)

Andere uitvoeringen:



De Bijbelvertaler William Tyndale en de tekst If ye love me 

Ik laat hier Guido Latré, prof.em. Engelse literatuur van de Université Catholique de Louvain, aan het woord in verband met Tallis’ tekstkeuze:

 

In deze compositie volgt Tallis nagenoeg woord voor woord de Engelse vertaling van het Nieuwe Testament die in 1534 door William Tyndale gepubliceerd werd in Antwerpen, tijdens diens jarenlange verblijf als banneling in de Scheldestad. Vijfhonderd jaar geleden, in 1525-26, had Tyndale al een eerste versie hiervan laten drukken. Om twee redenen was deze een grote sprong voorwaarts. Voor het eerst verscheen het Nieuwe Testament als een gedrukt boek, wat voor een veel ruimere verspreiding zorgde dan het geval was bij bijbels in manuscriptvorm. Bovendien was dit de eerste Engelse vertaling die gebaseerd was op de oorspronkelijke Griekse tekst. Tyndale maakte daarbij gebruik van de befaamde editie door Erasmus in 1522 (eerste druk in 1516).


De Tyndale-vertaling werd aanvankelijk verboden in Engeland. Uiteindelijk zou Tyndale omwille van zijn ‘ketterse’ opvattingen in de gevangenis van Vilvoorde opgesloten worden in 1535 en op de brandstapel geplaatst worden in 1536. Zijn vertaling van het Nieuwe Testament en ongeveer de helft van het Oude zijn de voornaamste inspiratiebron gebleven voor de Engelse vertalingen uit latere tijden, onder meer de befaamde King James Bible (1611).

Begin van het Johannesevangelie uit een kopie van de uitgave uit 1526 van William Tyndales vertaling van het Nieuwe Testament, British Library, CC0 publiek domein via Wikimedia Commons
Begin van het Johannesevangelie uit een kopie van de uitgave uit 1526 van William Tyndales vertaling van het Nieuwe Testament, British Library, CC0 publiek domein via Wikimedia Commons


 

Wer mich liebet, Johann Sebastian Bachs cantates voor Pinksteren

Uit het hoofdstuk 14, waarin Jezus de belofte van de Geest maakt, is de evangelielezing van het feest van Pinksteren geselecteerd (v. 23-31). Voor drie cantates voor die zondag koos Johann Sebastian Bach het eerste vers uit die lezing:


Wer mich liebet, der wird mein Wort halten, und mein Vater wird ihn lieben, und wir werden zu ihm kommen und Wohnung bei ihm machen.

 

Wie mij liefheeft, die zal mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen en een blijvende woning bij hem maken.

 

Uit 1725, precies drie eeuwen geleden, dateert de cantate die begint met een koor op dit vers: Wer mich liebet, der wird mein Wort halten (BWV 74). Ze werd uitgevoerd op 20 mei in Leipzig, tijdens het tweede jaar van Bachs Thomascantoraat. Dit werk gaat deels terug op een cantate van het jaar ervoor (BWV 59), waarin het eerste deel op dit evangelievers een vocaal duet was dat Bach in 1725 uitbreidde tot een koor. De tekst komt echter ook al voor in een Pinkstercantate die Bach componeerde in het jaar 1714, toen hij kapelmeester was aan het hof van Weimar, waar hij vanaf dat jaar elke maand voor een liturgische cantate moest instaan. Ook deze cantate, Erschallet, ihr Lieder (BWV 172.1), begint met een koor, maar niet op het evangelievers. Dit volgt als tweede deel in de vorm van een seccorecitatief (voor bas en basso continuo).

 

Ik volg de chronologie van de drie cantates.


1. 1714: Erschallet, ihr Lieder (BWV 172), recitatief Wer mich liebet

Zoals Kerstmis en Pasen is Pinksteren een vreugdevol hoogfeest. Vandaar een instrumentale bezetting met drie feestelijke trompetten en pauken, naast strijkers, fagot en basso continuo.


Na het inleidende jubelkoor Erschallet, ihr Lieder volgt het seccorecitatief Wer mich liebet. Bach kiest voor de basstem, die van oudsher geassocieerd is met Christus, zoals in de passies. Een vast kenmerk van het recitatief is, zoals de term aangeeft, ‘reciterend declameren’, met als kenmerken: een eenmalige tekstvoordracht, zonder herhalingen, één toon per lettergreep, met inachtname van de interpunctie (zoals een pauze na een leesteken).

J.S. Bach, Erschallet, ihr Lieder (BWV 172), recitatief Wer mich liebet. Via impls, uitgave Kilian (Version 1, 1714)
J.S. Bach, Erschallet, ihr Lieder (BWV 172), recitatief Wer mich liebet. Via impls, uitgave Kilian (Version 1, 1714)

Bach wijkt wel geregeld van die principes af wanneer hij bepaalde woorden extra wil benadrukken. om de boodschap goed in te prenten. En dat doet hij hier.

Hij begint wel met een ‘gewoon’ recitatief tot aan het werkwoord machen. Tot daar een model van een recitatief, wel met enkele opvallende accenten: de twee hoogste noten staan op mich (= Jezus) en wir (= Jezus, zijn Vader en de Geest). Zij zijn de centrale ‘personages’. Op machen breekt de spraakmelodie dan uit in een exuberant melisme, een lange sliert noten op één lettergreep, ondersteund door een al even extreem actieve basso continuo: het zal inderdaad een ‘blijvende woning’ zijn. En dan herhaalt Bach nog eens de zin und wir werden zu ihn kommen und Wohnung bei ihm machen, met nu ook meer nadruk op het werkwoord kommen. Er is geen twijfel meer mogelijk, zo zal het zijn, maar onder de voorwaarde: Wie mij liefheeft.

 

Uitvoering: 0:17- 1:05 – Matthias Horn (bas), Stiftsbarock Stuttgart, o.l.v. Kay Johannsen (live)

Andere uitvoering: 4:27 – 5:25Koor en orkest van de J.S. Bach Stiftung, Sankt-Gallen (live)


Partituur:  Uitgave Kilian (Version 1, 1714), p. 18

 

2. 1724: Wer mich liebet, der wird mein Wort halten (BWV 59), duet Wer mich liebet, der wird mein Wort halten

Hier plaatst Bach het evangelievers als eerste deel, dat in een cantate meestal een koor is. Aangezien het om een uitspraak van Christus gaat, zou de aangewezen manier om die op muziek te zetten echter een recitatief voor bas zijn, zoals in de vorige cantate. Maar dat is geen ideale inzet voor een feestelijk stuk. Bach vindt een interessante tussenoplossing: hij behoudt de baspartij (Christus), maar voegt er een sopraan aan toe. Dit roept meteen de vaak voorkomende symboliek op van Christus als bruidegom en de ziel als de bruid die snakken naar vereniging, ontleend aan het oudtestamentische boek Hooglied. Hij werkt dit dan uit als een duet-aria, met strijkers, basso continuo, plus twee trompetten en pauken: het is immers feest, maar hij beperkt de trompetten tot twee in plaats van de gebruikelijke drie, zodat de stemmen niet in de verdrukking komen.

Het motiefje van zes noten waarmee de violen inzetten bepaalt het ganse duet: het is een motto, een constant terugkerend motief, zowel in de stemmen als in de instrumenten, voor de oproep Wer mich liebet. De trompetten zorgen geregeld voor een feestelijk accent.

Duet Wer mich liebet, der wird mein Wort halten (BWV 59). Let op het zesnotenmotief op Wer mch liebet. Via imslp, uitgave Kilian.
Duet Wer mich liebet, der wird mein Wort halten (BWV 59). Let op het zesnotenmotief op Wer mch liebet. Via imslp, uitgave Kilian.

Bach presenteert de tekst vijf maal (1. 0:04 – 2. 0:51 – 3. 1:17 – 4. 1:54 – 5. 2:27), met als slot een weloverwogen climax. In de eerste vier voorstellingen zijn de vocale partijen verwikkeld in een imitatieve dialoog, telkens met een beperkte instrumentale deelname. De twee ‘partners’ staan nog op zich, maar ze zien wel uit naar de vereniging in de liefde. In de vijfde en laatste presentatie komen de stemmen samen in een eendrachtige voorstelling van de tekst. Het doel is bereikt: het liefdevol samenzijn op Pinksteren is vervuld, het ‘bij elkaar wonen’ is gerealiseerd. En dan volgt als instrumentaal naspel niet de herhaling van het begin, zoals meestal in een aria, maar een jubelend concert voor het volledige ensemble, met pas hier een essentiëler aandeel voor de trompetten, evenwaardig aan dat van de strijkers (2:48). Een meesterzet!

 

Uitvoering: Academy Baroque Soloists, o.l.v. Rachel Podger (live)

Andere uitvoering: 0:54 – 4:25 - Koor en orkest van de J.S. Bach Stiftung, Sankt-Gallen (live)


Partituur: uitgave Kilian

 

 

3. 1725: Wer mich liebet, der wird mein Wort halten (BWV 74), koor Wer mich liebet, der wird mein Wort halten

Voor deze cantate grijpt Bach in enkele delen terug naar de gelijknamige cantate uit 1724. Het eerste deel is nu een vierstemmig koor op basis van het duet uit BWV 59. Het instrumentaal ensemble is aangevuld tot strijkers, drie trompetten en pauken, twee hobo’s, een oboe da caccia en basso continuo. De instrumenten dialogeren als drie zelfstandige, interactieve groepen: strijkers - koperblazers – houtblazers. In de stemmen varieert Bach

de bezetting met duetten en een trio (1. 0:17, sopraan en alt - 2. 1:07, tenor en bas - 3. 1:36, vierstemmig - 4. 2:18, alt, tenor en bas – 5. 2:54, vierstemmig). Uiteraard vormt de laatste presentatie weer het hoogtepunt, met een nog feestelijker naspel (3:17).

 

Uitvoering: Stiftsbarock Stuttgart, o.l.v. Kay Johannsen (live)

Andere uitvoering: 0:38 - 4:19Koor en orkest van de J.S. Bach Stiftung, Sankt-Gallen (live)


Partituur: uitgave Kilian

 


Ignace Bossuyt

 

Met dank aan Guido Latré voor de tekst over Tyndale en de correcte vertaling van de tekst van If ye love me.

 

Pinksteren in Vézelay

Laat ons de feestdag van Pinksteren beginnen met een timpaan dat de sfeer uitstraalt van Tallis’ muziek: “groots in zijn eenvoud”. We houden halt in Vézelay bij de basiliek Sainte-Marie-Madeleine. Deze kerk is niet alleen een Romaans architecturaal meesterwerk,  maar tevens al eeuwenlang een belangrijke historische en spirituele plaats voor de pelgrims op weg naar Santiago de Compostela. Vézelay ligt immers aan het beginpunt van een van de vier hoofdroutes naar het Spaanse pelgrimsoord.

Centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, 1120-1150, foto Vassil CC0 via Wikimedia Commons
Centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, 1120-1150, foto Vassil CC0 via Wikimedia Commons

De oorsprong van de basiliek gaat terug tot de vroege middeleeuwen. In de 9de eeuw werd op de heuvel van Vézelay een klooster gesticht dat later tot een abdij werd uitgebreid. Dankzij de legende dat relieken van Maria Magdalena hier worden bewaard, verwierf de abdij macht en invloed. In de 12de eeuw, na de pauselijke erkenning als bedevaartsoord,  kende de abdij een periode van bloei. De bouw van een nieuwe en grotere kerk was bijgevolg noodzakelijk om het steeds groeiende aantal pelgrims te ontvangen. De huidige basiliek werd tussen 1120 en 1150 voltooid. Het was ook in deze periode dat het timpaan van het centrale portaal van de basiliek werd uitgewerkt, zonder twijfel een artistiek en religieus Romaans meesterwerk. Op het centrale thema van dit timpaan wordt het Pinkstertafereel voorgesteld. De Heilige Geest daalt neer over de apostelen en geeft hen de missie om het evangelie over de hele wereld te verspreiden.

Timpaan van de centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, 1125-1130, foto Gaudry CCBY-SA 2.0 via Wikimedia Commons
Timpaan van de centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, 1125-1130, foto Gaudry CCBY-SA 2.0 via Wikimedia Commons

De keuze voor het Pinkstertafereel als thema weerspiegelt wonderwel  de spirituele en religieuze functie van Vézelay. De pelgrims op weg naar Santiago de Compostela worden door de zendingsboodschap geïnspireerd voor de lange tocht die hen nog te wachten staat. Daarnaast kan het timpaan ook gelezen worden binnen de historische context van de Tweede Kruistocht, gelanceerd door Bernard van Clairvaux in Vézelay in 1146. Het idee van de verspreiding van het christendom weerspiegelde de kruisvaardersgeest van die tijd.

Detail uit het timpaan van de centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, foto GO69 CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons
Detail uit het timpaan van de centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, foto GO69 CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons

Centraal op het timpaan zit de majestueuze Christusfiguur in een mandorla. Vanuit Zijn uitgestrekte handen raken de stralen, als symbool van de Heilige Geest, de hoofden van de apostelen. Het Pinksterverhaal wordt omringd door een halve cirkel met gebeeldhouwde compartimenten en een volledig gebeeldhouwde latei onderaan waarop verschillende “volkeren” zijn afgebeeld. De vreemdsoortige menselijke creaturen illustreren de middeleeuwse visie op het begrip “alle naties”. De apostolische opdracht om de christelijke boodschap “tot aan de uiteinden der aarde” te verkondigen wordt hier in de iconografie duidelijk gesteld. Het tafereel wordt omsloten door de tekens van de dierenriem en de maanden van het jaar.

Medaillons met een sirene en een leeuw die een dier met mensenkop vasthoudt, timpaan van de centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, foto Ibex73 CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons
Medaillons met een sirene en een leeuw die een dier met mensenkop vasthoudt, timpaan van de centrale narthex, basiliek Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, foto Ibex73 CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons

 



 

Pinksteren in de abdij van Stavelot

Dichterbij huis in Stavelot kende de voormalige benedictijnerabdij een bloeiperiode tussen de 10de en 12de eeuw. Waarschijnlijk in opdracht van de abdij werd rond 1160 het Pinksterretabel van Stavelot in verguld koper en email vervaardigd. Mogelijk werd het zelfs in de abdij gemaakt, want men beschikte er ook over een eigen en hoog aangeschreven atelier . Het is een meesterwerk van Maaslandse kunst. Het retabel wordt bewaard in het Parijse Musée de Cluny.

Retabel van Stavelot, verguld koper, graveerwerk en email, ca. 1160, h 85cm, b 215cm, Musée de Cluny, Parijs. Foto Seudo CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons
Retabel van Stavelot, verguld koper, graveerwerk en email, ca. 1160, h 85cm, b 215cm, Musée de Cluny, Parijs. Foto Seudo CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons

In de boog bovenaan maakt Christus een zegenend gebaar met één hand en in de andere hand houdt hij een open boek waarin de Latijnse tekst “Pax vobis” te lezen is ('Vrede zij met u'). De stralen van de Heilige Geest die hier uitgaan van Christus raken de hoofden van de apostelen. Deze stralen, die staan symbool voor de goddelijke kracht, benadrukken de verbinding tussen hemel en aarde. Ze bevestigen dat de apostelen door de Heilige Geest geleid en gesterkt worden in hun apostolische missie.


Twee aan twee zitten Christus’ volgelingen in zes nissen neer. Iedere figuur wordt met eigen individuele gelaatstrekken en een eigen expressie afgebeeld. Hun gewaden zijn in een vloeiende lijn uitgewerkt en hun hoofden worden omringd door een aureool in kleurrijk emailwerk. Tussen elke groep van apostelen staan zuilen. De zeven zuilen duiden op de zeven gaven van de Heilige Geest: wijsheid, inzicht, raad, standvastigheid, kennis, vroomheid en de vrees des Heren.

Details uit het retabel van Stavelot, Musée de Cluny, Parijs. Foto links en foto boven Seudo CC BY-SA 4.0, foto rechts Vassil CC0, beide via Wikimedia Commons
Details uit het retabel van Stavelot, Musée de Cluny, Parijs. Foto links en foto boven Seudo CC BY-SA 4.0, foto rechts Vassil CC0, beide via Wikimedia Commons

 



Pinksterfeest in het Prado

El Greco (1541-1614) werd in 1541 op het Griekse eiland Kreta geboren als Doménikos Theotocopoulos. In Heraklion kreeg hij een opleiding als iconenschilder en hij vertrok in 1566 naar Venetië. De stad kende echter politieke problemen, werd geconfronteerd met epidemieën en een zware brand. Redenen genoeg voor de schilder om te kiezen voor veiliger oorden.  Van 1570 tot 1577 woonde en werkte de schilder in Rome, ging in de leer bij Titiaan en werd door Tintoretto, een leerling van Titiaan, geïnspireerd. Het was hier dat hij zijn gevoel voor dramatiek in zijn schilderijen verder ontwikkelde en daarbij een grote aandacht had voor het werken met rijke kleurschakeringen.


In die tijd was hij in Italië vooral gekend als “Il Greco”. In 1577 verliet hij Italië en koos hij voor Spanje waar Il Greco omgedoopt werd naar El Greco. Hij hoopte te kunnen werken voor Filips II die voor zijn El Escorial goede kunstenaars zocht. De vernieuwende stijl van de schilder beviel de vorst echter minder en dus kreeg El Greco onderdak in Toledo bij zijn vriend Diego de Castilla, decaan van de kathedraal.


Zijn werken kregen in deze periode een grotere expressieve kracht.  Langgerekte figuren en een bijna impressionistische schildertoets werden vanaf dan zijn handelsmerk. Qua stijl en techniek was hij zijn tijd ver vooruit. Het is dan ook niet te verwonderen dat Picasso zich bij een bezoek aan het Prado liet inspireren door werken van El Greco. Naar verluidt zou Picasso talrijke studies gemaakt hebben van de wijze waarop El Greco zijn figuren uitwerkte. En zelfs in Les Demoiselles d’ Avignon (1907)  had Picasso ondermeer El Greco’s Apocalypse voor ogen (1608-1614). Of hoe twee verschillende werelden elkaar kunnen raken. 


In 1614 stierf El Greco en raakten zijn werken in de vergetelheid. We mogen aannemen dat de volgende eeuwen nog niet “rijp” waren voor de specifieke schilderstijl en het mystieke karakter van zijn schilderwerk. Gelukkig brachten de vernieuwers van het einde van de 19de eeuw daar verandering in. Denk hier vooral aan Cézanne, Picasso, Modigliani, Schiele…

Hypothetische reconstructie van El Greco's retabal van doña María de Aragón. Museo del Prado en Museo Nacional de Arte de Rumanía. Alle afbeeldingen van Wikimedia Commons, CC0 publiek domein.
Hypothetische reconstructie van El Greco's retabal van doña María de Aragón. Museo del Prado en Museo Nacional de Arte de Rumanía. Alle afbeeldingen van Wikimedia Commons, CC0 publiek domein.

In 1596 kreeg El Greco de opdracht om het hoogaltaar te beschilderen van het Colegio de la Encarnación (Madrid), een Augustijner seminarie, beter bekend onder de naam van zijn stichter, Doña María de Córdoba y Aragón (1539-1593). Het Pinksterthema maakt deel uit van een uitgebreidere iconografie op het hoogaltaar met o.m. De Annunciatie, De Aanbidding van de herders (nu in Boekarest), het Doopsel van Christus, De Verrijzenis en Pinksteren.  Met uitzondering van Pinksteren schilderde El Greco deze onderwerpen al eerder, sommige zelfs tijdens zijn Italiaanse periode, maar bewerkte hij ze opnieuw in zijn vernieuwende stijl.  

El Greco, ‘Pinksteren’, olieverf op doek, ca. 1600, 275cm x 127cm, Museo del Prado, CC0 publiek domein via Wikimedia Commons of Museo del Prado
El Greco, ‘Pinksteren’, olieverf op doek, ca. 1600, 275cm x 127cm, Museo del Prado, CC0 publiek domein via Wikimedia Commons of Museo del Prado

El Greco’s interpretatie van het Pinksterverhaal verbeeldt het moment waarop de Heilige Geest, in de vorm van vlammen, neerdaalt op Maria, de apostelen, Maria Magdalena en Maria Cleophas. Ze kijken vol verwachting naar boven, naar de Duif die de H. Geest symboliseert. Een kale, bebaarde apostel rechts in de rij, valt op doordat hij zich als enige persoon naar de toeschouwer wendt en op die manier onze aandacht vraagt voor het gebeuren. Hij werd geïdentificeerd als een zelfportret van El Greco of als een portret van Antonio de Covarrubias, een vriend van de schilder.


El Greco, waarschijnlijk een zelfportret, Metropolitan Museum of Art, NY, CC0 via Wikimedia Commons
El Greco, waarschijnlijk een zelfportret, Metropolitan Museum of Art, NY, CC0 via Wikimedia Commons

El Greco schildert de scène in een smalle strook die de verticaliteit van de compositie benadrukt. Als we de mystieke interesse van de schilder in gedachte houden, kunnen we hierin wellicht ook een connotatie van transcendentie zien. Idee en vorm gaan hand in hand. Maria, die centraal staat in de opstelling, wordt omringd door een groep. Op de voorgrond opent de groep zich om ons als toeschouwer bij het gebeuren te betrekken. 


De langgerekte figuren, typerend voor El Greco, zijn bewust verlengd. Voor een toeschouwer die dichtbij staat, lijken ze ingekort tot een meer natuurlijke lengte. De toelopende driehoek van het perspectiefzicht doet de blik opstijgen naar de top, naar het licht en het beeld van de H. Geest. Ook de handen van Maria wijzen in de richting van de duif.


Details uit El Greco's, ‘Pinksteren’, olieverf op doek, ca. 1600, 275cm x 127cm, Museo del Prado, CC0 publiek domein via Wikimedia Commons of Museo del Prado
Details uit El Greco's, ‘Pinksteren’, olieverf op doek, ca. 1600, 275cm x 127cm, Museo del Prado, CC0 publiek domein via Wikimedia Commons of Museo del Prado

Merk ook hoe de personen een sterke expressie uitstralen en de verwondering van het moment ondersteunen, zowel in hun gelaat als met de houding van hun handen. Niet alleen de compositie en de figurentypes zijn kenmerkend voor El Greco’s persoonlijkheid, ook de intensiteit van de contrastrijke kleuren dragen bij tot de grote expressiviteit van het werk. Daarenboven zijn de kleuren met een losse verftoets aangebracht. Dit werk is dan ook een prachtige illustratie van een voorbode van het expressionisme, een stijl die zich drie eeuwen later zal ontwikkelen.



Jo Haerens

Klik op de foto's om de galerij en de legendes te zien.

Kunstontmoetingen is een niet-commercieel en educatief initiatief om in gezelschap van geïnteresseerde vrienden te genieten van kunst, muziek en architectuur via lezingen, cursussen, wandelingen of uitstappen.

Alle informatie en teksten zijn auteursrechtelijk beschermd en vallen onder copyright © Kunstontmoetingen. Voor meer informatie over toestemmingen, geef aard en bestemming door via contact.

Volg ons op facebook

  • Facebook

© 2025 Kunstontmoetingen

bottom of page